Acculaadstations

De ventilatie moet er voor zorgen dat geen ontplofbare atmosfeer kan worden gevormd tijdens het normale werk. Aangezien in accumulatoren tijdens het laden waterstofgas wordt ontwikkeld dienen deze gassen te worden afgezogen. Omdat waterstofgas lichter dan lucht is, zal het zich ophopen onder het plafond.

Een ontplofbaar mengsel van waterstofgas en lucht ontstaat als de concentratie van het waterstofgas meer dan vier procent bedraagt. De ventilatie van een acculaadruimte moet zodanig worden berekend dat een concentratie van vier procent met ten minste een vijfvoudige zekerheid niet kan worden bereikt.

De ventilatie van een acculaadruimte moet zodanig worden berekend dat een concentratie van vier procent met ten minste een vijfvoudige zekerheid niet kan worden bereikt.

De volgende maatregelen kunnen genomen worden:
Er moeten voldoende ventilatieopeningen aanwezig zijn:
– zo hoog mogelijk voor de afvoer naar buiten;
– aanvoeropeningen voor verse lucht zo laag mogelijk
Dode hoeken voor de ventilatiestroom zo veel mogelijk vermijden door een diametrale opstelling van de openingen
Indien nodig geforceerde ventilatie.

Een detector kan een mechanisch ventilatiesysteem inschakelen of alarmeren als er een te hoge concentratie waterstof aanwezig is in de accu laadruimte. Indien waterstof in aanraking komt met zuurstof kan het uiterst ontploffingsgevoelige knalgas ontstaan. Slechts een kleine concentratie waterstof (4 volumeprocenten) kan – in combinatie met een ontstekingsenergie van slechts 0,019 Joule (een lasvonk, elektrische installaties of hete oppervlakten) – al catastrofale gevolgen hebben.

Bron: ARBO Catalogus – ventilatie acculaadstations